top of page

 

"De zon, moeder...de zon!", riep Oswald in Spoken. Inderdaad, de zon. Ik zit achter mijn bureau en schrijf over de zon en de vrouw. De vrouw is immers de zon in ons mannelijk bestaan. Zo had ik ooit een vriendin die notaris was. Toen ik haar leerde kennen, praatte ze altijd in de lucht. Ze kleedde zich by the book, rookte nooit een sigaret, dronk niet teveel, ging op tijd naar bed. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, maar deze keer niet. Ze bleek verdomd geestig en voelde zich nergens te goed voor. Als we naast elkaar op een terras zaten, wreef ze af en toe over mijn pik. Op dat soort momenten scheen de zon recht in mijn gezicht. Hoe anders is een vriendin in vergelijking met een moeder. Een moeder is ook een vrouw, dat geef ik toe. Maar in het ouderlijk huis stormde het. Als moeder haar bril afdeed om tegen me te schreeuwen, dan scheet ik in mijn broek van angst. Moeder was bovendien niet geestig en moeder wreef niet over pikken. En als ik weer eens naar zolder was gevlucht om door het dakraam naar de hemel te kijken, tikte de regen op de ruit. Op dat soort momenten verlangde ik hevig naar de zon.

Vrouw

bottom of page