top of page

 

Het is twee uur 's nachts en de stilte om mij heen is doods. Op de tast loop ik door barre zandvlaktes op zoek naar een streepje licht, denkend aan hoe ik de afgelopen dagen door smalle stegen met kraampjes vol gedroogd fruit, hangende, handgeweven tapijten en spelende kinderen strompelde, aan hoe ik blootsvoets de warme stroom van de Wadi al Mujib volgde, en aan hoe ik mij door kilometers rotspartijen wurmde alvorens ik het licht zou zien.

 

Eindelijk aangekomen staar ik naar boven. Een glanzend, glinsterend doek van helium en waterstof omspant mijn hemel zo groot als de aarde. Langs de muren van de oude, Nabatese stad waait stofgoud en de geur van steenvruchten tot in mijn haren en onderbroek. Verderop, in het midden van het Romeinse theater, wast een Prinses haar handen met water, een witte Khimar bedekt haar lichaam voor later maar ze is mooi, o zo mooi...

 

Niet veel later, in de rijpende tuin, openbaart zich een Arabische opstand van oleanders, jasmijn en woestijnrozen. Het is een zonovergoten ochtend in het rijk der Hasjemieten. Mijn geliefde kijkt me aan en ik krijg tranen in mijn ogen. Geef me jouw zwarte irissen, Prinses. Geef me jouw liefde, mijn Leven. Het kan nog, Habiba, het kan nog steeds, het doek is nog niet gevallen!

Doek

bottom of page