top of page

Het is precies 12:00 uur. Enkele zonnestralen trekken strepen over onbekende hoofden. Gelukkig is het mooi weer, denk ik in een flits. De zaal met de grote klok boven de banieren stroomt voortdurend vol. Zonder voorbehoud of aarzeling lopen tientallen mensen kriskras door elkaar. Iedereen is onderweg, maar niemand weet van de ander waarnaartoe. Om ons heen onderscheid ik naambordjes, getallen, data. Ik sla een smal gangpad in en herinner me dat mijn vader en ik allebei 11 jaar oud zijn geweest. Toen was voor hem de oorlog klaar. Je-weet-wel, toen de mist optrok en dode paarden en vermolmde galgen zich toonden voor het blote oog. Ik sla nog een gang in en daar zijn we.

 

De gong slaat driemaal en we worden omgeroepen. Duwen en trekken en het vertreksignaal schel als tinnitus in het oor. Ons spoor loopt rechtstreeks het felle licht in. Gelukkig schijnt de zon.

Afscheid

bottom of page